Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de rechterlijke organisatie

 

Artikel 137
1
Bij het landelijk parket zijn werkzaam:
a
officieren van justitie;
b
plaatsvervangende officieren van justitie;
c
officieren enkelvoudige zittingen;
d
plaatsvervangende officieren enkelvoudige zittingen;
e
andere ambtenaren.
2
Aan het hoofd van het landelijk parket staat een officier van justitie in de rang van hoofdofficier en met de titel hoofd van het landelijk parket. Hij kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan de bij zijn parket werkzame ambtenaren betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het parket.
3
Bij het landelijk parket wordt tevens een officier van justitie benoemd in de rang van plaatsvervangend hoofdofficier. In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van het hoofd van het landelijk parket wordt hij vervangen door de plaatsvervangend hoofdofficier.
4
De overige officieren van justitie worden benoemd in de rang van officier eerste klasse, officier of substituut-officier.
5
De officieren van justitie en de officieren enkelvoudige zittingen bij het landelijk parket zijn van rechtswege plaatsvervangend officier van justitie, onderscheidenlijk plaatsvervangend officier enkelvoudige zittingen bij de arrondissementsparketten en het functioneel parket.
6
Het College van procureurs-generaal kan een officier van justitie bij het landelijk parket benoemen tot plaatsvervangend advocaat-generaal.
7
De officier enkelvoudige zittingen en de plaatsvervangende officier enkelvoudige zittingen hebben de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de wet aan de officier van justitie worden toegekend, met uitzondering van de bevoegdheid om op te treden ter terechtzitting van een meervoudige kamer van de rechtbank.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •